De historie van Unitas'30

De voetbalvereniging die thans als Unitas’30 bekend is, werd op 10 mei 1930 opgericht onder de naam Sparta door Jep Raaymakers, Jos van Steen, Driek Teunissen (Gzn) en Willem van Oosterhout. Van het groepje jongelui, dat daar die dag officieel toe besloot, hadden verscheidene jongens daarvoor al georganiseerd gevoetbald bij o.a. plaatselijke clubs, die allen eerder ter ziele waren gegaan, zoals Leurse Boys. Deze laatste vereniging bestond in 1928 – 1929. Ze speelde op de wei van Frans Luijkx in de Baai.
 
De iets ouderen waren eerder actief geweest bij weer Sparta en H.B.S. Deze laatste club had nog deelgenomen aan de competitie van de Brabantse voetbalbond. Het Sparta uit de jaren twintig speelde op het weiland van Kees Hoeks, H.B.S. speelde op het terrein van Kees Aartsen, net voorbij het oude Unitasterrein aan de Lange Brugstraat.
 

Voor deze verenigingen waren er op de Leur nog gevestigd Swift en het roemruchte E.M.M.
De meeste fervente liefhebbers hadden in het Leurse voetballoze tijdperk zelfs bij clubs elders gespeeld bij onder meer O.M.L. in St. Willebrord. Ook waren ten tijde van de oprichting van Sparta verscheidene jongens actief bij Internos, dat twee jaar tevoren was opgericht. Unitas kan zich dus niet tooien met het predikaat  “eerste Leurse voetbalclub”, wel is het de eerste club die het gepresteerd heeft het bestaan te handhaven. Nu al meer dan 85 jaar. En hoe! Van een eenvoudig Leurs clubje van enkele voetbal-enthousiastelingen is het uitgegroeid tot een belangrijke bloeiende vereniging, geworteld in geheel Etten-Leur.
 
Leden van het eerste bestuur waren Jos van Steen voorzitter, Frans Aarts secretaris en Cor Marijnissen penningmeester. Het probleem een speelterrein te bemachtigen werd vlot opgelost. De jongens toonden begrip te hebben voor de mogelijkheden van particulier initiatief, waarbij zij er wel voor zorgden de goedkeuring van burgemeester Hamilton uit te buiten.






De club kwam in het bezit van een weiland van boer Jacobs op Attelaken, links voor de overweg bij het Liesbosch. De eerste investering was de aanschaf van twee goals en de onmisbare voetbal. Met geel zand werden de lijnen getrokken, kalk was uit den boze, want de koeien mochten uiteraard alleen op zaterdag- en zondagmiddag van hun wei beroofd worden.
Met twee elftallen werd in september van hetzelfde jaar al deelgenomen aan de competitie van de dat jaar opgerichte Roomsche Katholieke Voetbalbond Bisdom Breda in de tweede en derde klasse, te vergelijken met de toenmalige onderafdeling Noord-Brabant van de K.N.V.B.
In de zomer volgend na de oprichting werden ter voorbereiding vriendschappelijke wedstrijden gespeeld en seriewedstrijden.
 
Het eerste eclatante succes ( in de eerste jaren werden er zelfs geen aaneengesloten seriewedstrijden gehouden) werd behaald in Bosschenhoofd. Op het veld bij Maple Farm werd met 1 – 0 gewonnen. De maker ervan, een 17-jarige, kreeg in het eerste clublokaal bij Kees Aerts aan het van Bergenplein, van al zijn makkers een glas bier. Hij heeft er dubbel van genoten, twee dagen lang!
In het eerste seizoen waren de elftallen ingedeeld met clubs uit overwegend uit de Brabantse Noordwest hoek: Zevenbergen met De Gezellen, Klundert met VIOS, Noordhoek, Fijnaart met Kaaise Boys, Oud Gastel met Wilhelmina en de Gastelse Sportclub, Oudenbosch met O.V.C. en Victoria, Hoeven met H.V.V. en niet te vergeten Internos.
Al in het eerste jaar van het bestaan werden de activiteiten in de parochie opgemerkt, met name door de toenmalige kapelaan van Eekelen (geen familie van), die zich al in ruime mate bezig hield met de zorg voor de jeugd. Hij vormde een jeugdsportvereniging onder de naam Pro Juvente. In de leiding hiervan werden ouderen opgenomen zoals Frans van den Burg, Simon van Harssel, Jacq Kop en Jos Tak, die zelf geen actieve sportbeoefenaars waren.
(Zelfs een gym- en turnafdeling waren bij deze vereniging ondergebracht.) De jongens vonden de naam van de overkoepelende organisatie niet geschikt voor hun club om mee nar buiten te treden. Daarom werd het vanaf 1931 Unitas, waardoor toch in een rooms Latijnse klank de binding tot uiting kwam.
 
Het feit dat op principieel rooms katholieke basis moest worden georganiseerd, heeft t.a.v. de protestante minderheid overigens nooit aanleiding tot problemen gegeven. Statutair hadden zij geen stemrecht, maar in de praktijk werd dat wel over het hoofd gezien. Het is dan ook altijd meer een gemeenschapsclub geweest, dan een parochiële vereniging.
Op het terrein zo ver buiten het dorp gelegen mocht op den duur niet meer worden gespeeld. Nu invloedrijke personen bij de organisatie waren betrokken, kon bezit worden genomen van een landbouwperceel van Janus Romme in het hart van het dorp. Het werd vakkundig bewerkt en ingezaaid, keurig afgerasterd en een verbinding gemaakt met het patronaatsterrein. De eerste kleedgelegenheid was in het patronaat, dat later verwisseld werd voor café de Posthoorn bij Willem van Oosterhout. In de zomer van 1931 werd het nieuwe terrein al in gebruik genomen met een officiële grootse opening. De spelers werden allen in nieuwe shirts gestoken, rood, omdat die zo goed kleurden bij het groene gras!
Op dit terrein heeft Unitas tot 1942 gespeeld. De ouderen bewaarden aan dit knus gelegen terrein de prettigste herinneringen.
Het probleem van de werkeloosheid, ook onder de jeugd, in de jaren dertig stelde ook Unitas voor problemen. Er moesten bijzondere maatregelen genomen worden om in het bezit van ballen te blijven, want de jongens die over veel vrije tijd beschikten, wilden wel iedere dag voetballen. En dat kon niet, want een bal mocht dan slechts 5 gulden kosten, de inkomsten waren minder in verhouding.
In 1935 werd het eerste kampioenschap binnen gehaald. Het was tegen Duitenhuis uit Breda en gedeeld met deze club, na een Salomonsoordeel van het bondsbestuur. Vier keer waren de elftallen in dat seizoen tegen elkaar in het krijt getreden. Ja, in het krijt, want op het terrein graasden geen koeien meer en er mocht dus met klak gelijnd worden. Een hele vooruitgang voor die tijd. In die beslissende wedstrijd werd 5 minuten voor tijd gestaakt. Unitas leidde weliswaar met 1 – 0, maar het bondsbestuur besliste om verdere verwikkelingen te vermijden, dat beide elftallen met het kampioenschap werden onderscheiden.
 
Een volgende eerste plaats werd behaald aan het einde van de noodcompetitie van 1939 – 1940. Deze was ingesteld als gevolg van de mobilisatie en aan het eind zou promotie noch degradatie volgen.
Deze eerste plaats was een mooi cadeau bij de viering van het 10-jarig bestaan. Deze viering zou later in het jaar gehouden worden met o.a. een toernooi. Op de geplande datum maandag 13 mei 1940, Tweede Pinksterdag vond het feest geen doorgang. De Duitse troepen waren ons land binnen gevallen en waarlijk niet met de bedoeling om het 2e lustrum van Unitas luister bij te zetten. De bezetters gebruikten het Unitasveld als hippisch oefenterrein met alle gevolgen van dien.
De bovenste plaats in de noodcompetitie mocht dan geen echt kampioenschap opgeleverd hebben, zij werd wel als zodanig ervaren. Toen na de fusie van alle voetbalbonden in Nederland (1 augustus 1940) bekend werd dat andere clubs bij keuze mochten promoveren, zorgde Unitas dan ook daar bij te komen.
 
In het seizoen 1940 – 1941 werd dus voor het eerst aan de landelijke competitie van N.V.B. deelgenomen. De naam mocht gehandhaafd blijven, maar het jaar van oprichting moest er aan toegevoegd worden. Dat was zo overeengekomen bij de fusie. Het werd dus Unitas’30.
Drie seizoenen heeft Unitas’30 deelgenomen aan de competitie in de 4e klasse. Als gevolg van spelersverlies door Arbeidseinsatz, onderduiken, enz. kwam het elftal in het derde seizoen niet verder dan de laatste plaats. In 1942 moest Unitas omzien naar een ander terrein gelegen aan de Lange Brugstraat op de grens met Attelaken (Patteluk in de volksmond). Dat veld verkeerde in een staat van onderhoud waarop voetbal slechts met het nemen van hindernissen gespeeld kon worden.
De competitie in het seizoen 1943 – 1944 in de eerste klas van de afdeling Noord-Brabant kon zelfs niet meer beëindigd worden. Er volgde een periode van non-activiteit, die na de bevrijding even doorbroken werd (van november 1944 tot maart 1945) door het spelen van een zestal wedstrijden tegen geallieerden en tegen Engelse elftallen. Met behulp van Engelse soldaten werd in het Liesbos ter vervanging van de verdwenen goal een slanke den gekapt. Er kwam echter een goal van steigerhout; de den leverde een te mooi stukje timmerhout op. Eén van die zes wedstrijden werd overigens op het Internosveld gespeeld. Dat wilden de Engelsen, die geconstateerd hadden dat daar een beter speelveld was. Met een legerauto werden de Unitasspelers vervoerd.
 

Pas in 1946 werd weer aan de competitie deelgenomen. Er waren wel activiteiten ontwikkeld om de kas voor de start wat te spekken. In maart 1945 speelde de club ter versteviging van de onderlinge banden, die in de periode niet op het vel konden worden onderhouden, toneel. Jos Hendrickx, toen penningmeester, regisseerde “De Mexicaanse Zilvermijn”. Die opbrengst was niet gering en zo kon bij de start een aardig bedrag aan gezuiverd geld worden beschikt.
In de 2e klas van de afdeling Noord-Brabant werd opnieuw begonnen. De naam Unitas’30 mocht niet meer officieel gevoerd worden, omdat de club in 1945 nog niet aan de competitie had deelgenomen en de K.N.V.B. daaruit autoritair concludeerde dat de club opgeheven was geweest. Men wilde de naam niet kwijt en zette de initialen van de volledige verenigingsnaam op een rijtje. Vandaar dat akelige R.K.V.V.U.
Vanaf 1946 is het met Unitas steeds in stijgende lijn gegaan. Het aantal leden nam toe, er kwam een bloeiende juniorenafdeling waarmee overigens in de jaren dertig al een begin was gemaakt.


Bekijk hier de periode van 1946 t/m 1970. 
Terug naar boven